Diverse reflexen
Bonding reflex
De Bonding Reflex is een complexe reflex bij mensen die ons in staat stelt om contact te zoeken met onszelf en ons lichaam en te communiceren met onszelf en met anderen. Bonding heeft te maken met binding en hechting te voelen en tot stand te brengen. De reflex geeft de gelegenheid om ons lichaam te integreren als geheel.
Deze integratie geeft het gevoel verzorgd en beschermd te worden en vandaar uit is ook te begrijpen dat primaire behoeften als eten, drinken, liefde, warmte, cognitieve uitdaging, en vrijheid, ons een gevoel van voldoening bezorgen. Verbinding met jezelf, je ouders/verzorgers, familie, mensen in je omgeving en groepen stelt je in staat om je lichaam en zijn bewegingen en je gedachten en emoties te coördineren.
De beste manier om de reflex te integreren is direct na de geboorte en dan op lichamelijk niveau. Activering van de reflex vindt plaats wanneer het kind aangeraakt wordt door de moeder. Deze aanraking is het verbindende element tussen de druk in de warme baarmoeder en nieuwe “koude” luchtdruk. Daarna is de visuele activering van belang: het oogcontact tussen moeder en kind. Deze ervaringen leggen de basis voor het vermogen oogcontact te maken en om te kunnen communiceren. De reflex is van essentieel belang voor het verkrijgen van zelfvertrouwen en vertrouwen, voor lichamelijke en geestelijke veiligheid en voor het vormen van vertrouwen hebben in de wereld.
Op het gebied van de motorische ontwikkeling beïnvloedt de reflex verschillende typen bewegingen zowel op motorisch, emotioneel als op communicatief vlak. Goede binding met jezelf en je omgeving kan pas goed tot stand komen als je controle hebt over je lichaam.
Het lichaamscentrum kan pas de basis vormen van emotionele uiting, als je in staat bent een rechte lichaamshouding vast te houden. Daarnaast helpt een goed ontwikkelde grof- motorische coördinatie je met het aanvaarden van jezelf en anderen.
De Bondingreflex is op fijn motorisch niveau van groot belang voor de communicatie omdat deze reflex noodzakelijk is voor het activeren van onze gehoor en zichtsystemen (perifeer zicht en focus èn de focus voor dichtbij en veraf). Tenslotte is de Bondingreflex belangrijk voor de gecontroleerde en doelgerichte bewegingen van ons hoofd en lichaam; het stelt ons in staat om gevoelsmatig en emotioneel verbinding te leggen en open te staan voor communicatie en aanvaard te worden.
Kenmerken van een niet- geïntegreerde Bonding Reflex:
- Afhankelijk van anderen in relaties (zowel in kinder- als in de volwassen leeftijd).
- Eenzaamheid/lijden als men alleen is (zelfs voor korte tijd).
- Erg verlegen, traag aanpassen in nieuwe situaties, moeite met vreemde (niet bekende) mensen
- Verlegen in sociale relaties, bang zijn om alleen gelaten te worden/met onbekende mensen in een ruimte te zijn.
- Emotioneel instabiel, snel huilen.
- Grillig in gedrag/ afhankelijke gedragingen (op volwassen leeftijd tegenover mensen, dieren, ideeën)
- Afwijzen van de wereld en/of afwijzen van jezelf (uit zich in agressie, vijandigheid, beledigend gedrag,jezelf en/of anderen niet kunnen vergeven).
- Afhankelijke stijl van cognitief leren (hierdoor ontwikkelt zich een functioneren op overlevingsniveau).
- Enorme gevoeligheid voor wat anderen denken en zeggen.
- Moeite met autoriteit.
- Zintuiglijke overgevoeligheid (hoogsensitief).
- Weinig (zelf)vertrouwen, maar ook te snel vertrouwen (afhankelijk opstellen).
- Terugtrekkend/ isolerend gedrag.
- Depressie/gedeprimeerdheid
- Als kind teveel verantwoordelijkheid op je nemen (een bepaalde rol vervullen).
Bovengenoemde kenmerken hebben tot gevolg dat de persoon zijn eigen mogelijkheden tot constructieve communicatie (in ernstige mate) en persoonlijke groei begrenst.
MORO reflex
Deze reflex zorgt voor een reactie op zintuiglijke prikkels. Als eerste treedt een soort verstarring op , waarbij de persoon verlamd kan zijn van angst. Vervolgens komt adrenaline vrij waardoor actie mogelijk wordt. Een baby zal zijn spieren in zijn nek, armen en benen aanspannen waardoor zijn ledematen uitslaan en hij zal gaan huilen. De Moro reflex wordt ook wel de vlucht- vechtreflex genoemd. Bij gevaar zal vluchten of vechten de reactie zijn. Dat kan zich ook uiten in huilen of een uitbarsting van woede.
Bij een groter kind of een volwassene is de uiterlijke reactie op zintuiglijke prikkels soms niet zichtbaar, maar van binnen gebeurt van alles. Er komt een stoot van de stresshormonen, adrenaline en cortisol vrij. De bloedvoorziening naar de lange spieren in armen en benen krijgt voorrang, wat ten koste gaat van onder meer de bloedvoorziening voor spijsvertering, het afvoeren van afvalproducten uit spieren en cellen en de cognitieve werking van het brein.
De bijnieren (producenten van adrenaline) raken uitgeput, voedingsstoffen worden niet goed opgenomen, afweerreacties treden op (eczeem, allergieën). Bloedsuikers worden sneller verbrand dan bij anderen, waardoor stemmingswisselingen kunnen ontstaan en de (leer-) prestaties kunnen worden beïnvloed.
Adrenaline en cortisol spelen een belangrijke rol in de afweer tegen allergenen stoffen en infecties. Wanneer de productie van deze twee hormonen door de opgewekte moro reflex voortdurend hoog is, kunnen zij hun functie bij de afweer niet goed vervullen. Daardoor hebben kinderen met een ongeremde Moro reflex vaak last van keel, neus oor- (KNO-) problemen, allergieën of zij reageren te sterk op bepaalde medicijnen.
Door uitputting van het hele fysieke systeem kunnen van verloop van jaren burn-out klachten ontstaan.
Afvalstoffen in het lichaam die niet goed worden afgevoerd onder invloed van de Moro reflex kunnen tot gevolg hebben dat hoofdpijn ontstaat, maar ook jeuk, lever-, galblaas- en darmproblemen kunnen het gevolg zijn. Wanneer de spijsverteringsorganen de afvalstoffen onvoldoende kunnen afvoeren, helpen de longen mee, maar als ook dat onvoldoende lukt kunnen ook luchtwegproblemen zoals astma of bronchitis ontstaan.
Niet geïntegreerd: Wanneer de Moro reflex ongeremd aanwezig is of onvoldoende ontwikkeld is, zijn een of meerdere zintuigen vaak erg gevoelig, waardoor iemand te sterk op bepaalde prikkels zal reageren. Plotseling geluid, licht, een plotselinge beweging, een verandering van houding, pijn, plotselinge aanraking, geur of bepaalde smaken kunnen de Moro reflex op onverwachte momenten opwekken. Het kind is voortdurend alert en staat voortdurend op ‘scherp’. Hij bevindt zich voortdurend op randje van vluchten of vechten en dat houdt zichzelf in stand: door de reflex wordt de productie van stresshormonen adrenaline en cortisol gestimuleerd, maar door deze hormonen neemt ook de gevoeligheid van de zintuigen toe, waardoor hij extra veel zal waarnemen. Dat leidt voortdurend af, zodat dit deze kinderen en volwassenen moeite hebben met leren, concentreren en een taak afmaken.
Wanneer de zintuigen zo scherp waarnemen zijn twee reactie mogelijk: angst of over activiteit c.q. agressie. In geval van angst zal hij zich uit situaties ’terugtrekken’, hij kan zich moeilijk aanpassen en kan niet gemakkelijk affectie accepteren of tonen. Bij overactiviteit is het kind vaak agressief of prikkelbaar, hij zal moeite hebben met het lezen van lichaamstaal en wil situaties domineren. Bij beide reacties hoort manipulatief gedrag, omdat deze kinderen grip willen houden op hun emoties.
Kenmerken
1. Een of meerdere zintuigen die erg gevoelig zijn en zeer goed kunnen waarnemen.
2. Lichtgevoeligheid (bijv. moeite met het onderscheiden van zwarte letters en tekens op wit papier, snel moe worden onder TL-verlichting
3. Overgevoeligheid voor geluiden (ook: moeite hebben met zich af te sluiten voor achtergrondgeluiden zoals een tikkende klok, druppelende kraan, brommen van elektrische apparaten)
4. Zeer goed kunnen ruiken, soms zo goed dat de geur van mensen in de nabijheid al teveel is. De reactie kan zijn dat deze kinderen zich afzonderen van anderen om die geuren te vermijden
5. Gevoelig zijn voor aanraking. Een hekel hebben aan (onverwachte) aanraking
6. Allergieën, auto-immuunziekten (bijv. astma, eczeem, veelvuldige KNO-problemen)
7. Voortdurend afgeleid zijn, slechte concentratie, moeite met afmaken van taken, lees- en leerproblemen door afleiding
8. Burn-out klachten bij volwassenen
9. Schrikachtig zijn, ook: nachtmerries
10. Plotselinge woede uitbarstingen of huilbuien
11.Slecht evenwicht en slechte coördinatie
12. Ogen worden naar de omtrek van een voorwerp getrokken, waardoor het binnenste moeilijker kan worden waargenomen (moeite met waarnemen van letters en woorden op bladzijden bij lezen!)
13. Ongunstige reacties op medicijnen
14. Moeite hebben met verandering of verrassing. Slecht kunnen aanpassen (autisme gerelateerde stoornissen zoals PDD NOS of Asperger)
15. Snel wisselende bloedsuikerspiegel (snelle stemmingswisselingen, slecht concentratievermogen)
16. Angsten die schijnbaar geen verband houden met de werkelijkheid
17. Heftige reacties op prikkels
18. Stemmingswisselingen
19.Gespannen spieren (lichamelijke verharding)
20.Moeite met accepteren van kritiek
21.Afwisselend hyperactief en ernstig vermoeid zijn; uitputting c.q. weinig uithoudingsvermogen hebben (ook: chronische vermoeidheid ME)
22. Moeite met beslissen
23. Lage zelfwaardering (onzekerheid, afhankelijkheid, behoefte om omstandigheden te controleren, manipuleren of beïnvloeden)
24. Hoofdpijn, jeuk, lever-, galblaas-, darmproblemen. Voortdurende brom of piep in het oor hebben.
Babkin Palmomental Reflex (Pal-mouth reflex)
Wanneer de handen licht worden aangeraakt, openen de handen, sluiten de ogen en gaat de mond open en kan gaan ‘zuigen’ en wordt het spijsverteringskanaal in werking gezet. Ook omgekeerd werkt het: wanneer de mond zuigt, sluiten de handen of zij maken een knedende beweging. Bij een ongeremde Babkin reflex wordt de fijne (hand-)motoriek- en de mondmotoriek (spraak en articulatie) ongunstig beïnvloed. Duim en vingers kunnen moeilijk onafhankelijk van elkaar bewegen.
Niet geïntegreerd:
Wanneer de Babkin reflex ongeremd aanwezig is gebleven is er stress op de mondspieren, kaakspieren, spieren in de keel, het spijsverteringskanaal en de handspieren bij een inspanning. Spreken wordt bemoeilijkt doordat de tong eigenlijk op ‘zuigstand’ in de mond wil zijn. Om die beweging te onderdrukken gaan kinderen soms hard praten, met een geknepen stem, overmatig articuleren of binnensmonds praten. Soms hangt hun mond steeds open of hebben ze moeite met kauwen en slikken. Wanneer een kind met zijn handen bezig is, doet de tong mee: het puntje piept steeds naar buiten of duwt steeds in de wang.
Het werken met de handen is vaak stressvol. Het doseren van kracht in de handen is lastig; vaak wordt teveel kracht gezet. Het kind (maar ook volwassenen) kan proberen het werken met de handen te vermijden, bijvoorbeeld door smoesjes te verzinnen of steeds bij anderen te kijken hoe zij het doen, ten koste van zijn eigen werk..
Doordat de mond zo actief is, wordt het spijsverteringsstelsel aangezet zonder dat er voedsel is. De maag produceert steeds maagzuur, maar reageert niet adequaat wanneer er echt voedsel komt. Voedsel wordt dan niet goed verteerd. De kaken kunnen ook ’s nachts gespannen blijven, wat kan leiden tot tandenknarsen tot het afbreken van tanden aan toe.
Wanneer er door de ongeremde Babkin reflex te veel spanning op de kaken en kaakspieren staat, kunnen de schedelbeenderen en daardoor de ruggengraat en het bekken minder goed bewegen
Bij sterke emotionele gebeurtenissen of een stoot tegen het hoofd, spannen de kaakspieren zich als een soort verdediging. Samen met de aanwezigheid van een ongeremde Palmreflex kan dat leiden tot stoornissen in de spijsvertering en in het ontplooien van de persoonlijkheid.
Kenmerken
- Slechte handvaardigheid en fijne handmotoriek. Kracht in de handen moeilijk kunne doseren.
- Slechte pincetgreep (witte knokkels bij schrijven, stevig vasthouden van schrijfgerei)
- Slechte spierbeheersing voor in de mond, daardoor spraakstoornissen, slechte mondmotoriek, slechte articulatie. Te hard praten, overmatig articuleren, open hangende mond, geknepen stem, moeite met slikken en/of kauwen.
- Gevoelige handpalmen
- Slechte spijsvertering
- Gespannen kaken of kaakspieren
- Bij schrijven of tekenen trekt de mond, piept de tong uit de mondhoek of doet mee in de wang. Ook veelvuldig kwijlen kan duiden op de aanwezigheid van een ongeremde Palmreflex
- Tandenknarsen
De STNR: Symmetrische Tonische Nekreflex
Net zoals een aantal andere reflexen is de STNR een overgangsreflex: de reflex ontwikkelt zich rond de 6 tot 9 maanden na de geboorte en integreert ook weer rond de 9 tot 11 maanden.
De STNR is een belangrijke stap voor het kind om op zijn handen en knieën te komen tot kruipen.
Om tot kruipen te komen moet een kind een zijn armen en benen kunnen bewegen onafhankelijk van zijn hoofd. Bij de STNR reageert het lichaam als een kind zijn hoofd buigt
De STNR is belangrijk
- Voor het verder integreren van de TLR
- Een goede lichaamshouding opbouwen door middel van de juiste spierspanning in de nek en de rug.
- Het ontwikkelen van kracht in de bovenarmen
- Het ontwikkelen van het zicht, voornamelijk de accommodatie van de ogen (scherpstellen van de ogen op verschillende punten).
Als de STNR niet goed integreert, zal een kind niet tot kruipen komen maar gaan billenschuiven (zich voortbewegen op de billen) en daarna gaan lopen
Een ongeïntegreerde STNR zie je vaak terug bij:
- Een slechte lichaamshouding, bijvoorbeeld onderuit gezakt staan
- Een kind dat zit als een ‘zak aardappelen’
- Wanneer een kind hangend over de tafel of onderuitgezakt zit te schrijven/lezen, vaak met een hand onder zijn hoofd om zichzelf omhoog te houden.
- Kinderen die zichzelf rechtop proberen te houden door hun voeten om de stoelpoten te ‘wikkelen’. Wanneer hij op de grond zit, kan het zijn dat hij graag in de ‘W-zit’ zit: met zijn benen langs zijn lichaam om zo stabiliteit te houden in de romp.
- Kinderen die moeite hebben met het focussen van de ogen op afstanden dichtbij en veraf, wat problemen kan geven bij balspellen wanneer het kind de bal moet volgen met zijn ogen. Regelmatig zie je daarom ook oog – hand coördinatie problemen.
- Kinderen die zwakte ervaren in de armen
- Kinderen die moeite hebben met de schoolslag en de vlinderslag bij zwemles, omdat beide zwemslagen een goede samenwerking vereisen tussen het onder- en bovenlichaam
De Tonische Labyrint Reflex (TLR)
De Tonische Labyrint Reflex (TLR) is een reflex die veel te maken heeft met balans, spiertonus en proprioceptie (‘waar ben ik in de ruimte’). De reflex uit zich op 2 manieren: een voorwaartse TLR en een achterwaartse TLR (voorover buigen van de kin of het hoofd naar achteren kantelen).
De TLR is al aanwezig en actief met 12 weken zwangerschap en zou geïntegreerd moeten zijn tussen 3 en 4 maanden na de bevalling.
De achterwaartse TLR ontwikkelt zich tijdens de bevalling:
- Het hele lichaam rekt zich uit als de achterwaartse TLR actief is. De spierspanning van de nek, rug en kuiten wordt verhoogd wanneer het hoofd achterwaarts wordt gekanteld.
- De TLR blijft in een verminderde mate aanwezig rond een jaar of 3 om het kind te helpen met het integreren van de vestibulaire en proprioceptieve zintuigen zodat het kind goed kan leren balans te houden in een staande positie.
De TLR helpt het kind:
- Zich aan te passen aan de gewijzigde zwaartekrachtposities na de bevalling
- Spiertonus en proprioceptie te ontwikkelen
- Zijn balans te ontwikkelen
Als de achterwaartse TLR op latere leeftijd niet geïntegreerd is, kan een persoon uitdagingen ervaren met de volgende punten:
- Balans houden. En moeite hebben met naar boven kijken, bijvoorbeeld naar boven lopen op een trap, met de roltrap naar boven gaan, plafond schilderen
- Gespannen houding: spanning in de schouders, nek, rug of kuiten.
- Neiging hebben tot tenenlopen
- Volgorde bepalen
- Ruimtelijke problemen
- Problemen met focus , concentratie en aandacht.
Bij een voorwaartse actieve TLR kunnen er klachten ontstaan bij het naar beneden kijken. Bijvoorbeeld van een trap aflopen, van een roltrap afgaan, naar de grond kijken. Ook kunnen mensen last hebben van hoogtevrees of wagenziekte.
Spinal Perez Reflex (SPR)
De Spinal Perez Reflex wordt ook wel het rug-bekken reflex genoemd. Deze reflex vormt de basis voor de coördinatie van het hele lichaam. Hij helpt ook bij de ontwikkeling van spieren langs de voorkant en achterkant van het lichaam.
Als je met een vinger van onder naar boven de wervelkolom aanstrijkt zullen hoofd en billen zich opheffen, de wervelkolom buigt naar achteren en armen en benen buigen zich ook.
Tussen de 6 en 9 maanden helpt de SPR een kindje op handen en knieën te kunnen gaan zitten. Hij helpt tegelijkertijd ook bij het ontwikkelen van de Landau en de STNR.
Actieve Spinal Perez Reflex
Een actieve Spinal Perez Reflex kan zorgen voor een lage spierspanning in de rug. De rug is gevoelig en de bovenrug kan gespannen zijn. Het bekken kan geroteerd zijn. Het kan lastig zijn om op de rug te slapen.
Vaak zijn er ook allerlei zintuiglijke (sensorische) uitdagingen. Zeer waarschijnlijk zijn het auditieve en het tactiele systeem overgevoelig.
Een actieve SPR maakt vaak rusteloos en doet denken aan hyperactiviteit. Er kunnen problemen zijn met het geheugen.
Een actieve Spinal Perez Reflex kan o.a. zorgen voor
- Zwakke rugspieren
- Spanning in de rug, rugpijn
- Geroteerd bekken
- Overgevoeligheid zintuigen
- Zwak lange- en korte termijn geheugen
- Rusteloosheid
- Hyperactiviteit
- Impulsief gedrag
- Onzekerheid
- Angsten
- Voedselintoleranties
- Incontinentie
- Bedplassen
De Landau Reflex
Deze reflex is een overgangsreflex en volgt een aantal stadia in de ontwikkeling van een kind: je ziet de reflex actief als een baby met een week of 4 zijn hoofd omhoog probeert te heffen. Met een maand of 2 heft hij naast zijn hoofd ook zijn borst op. Na ongeveer 4 maanden heft hij ook zijn benen op als zijn hoofd en borst omhoog gaan. Deze reflex is ongeveer geïntegreerd als een kind 3 jaar is.
Als de reflex geïntegreerd is kan het kind zijn hoofd en borst omhoog brengen en zijn benen op de grond op de grond laten liggen. Is de reflex nog actief, dan zie je de benen dus vaak ook iets van de plek komen als het hoofd omhoog wordt gebracht.
De Landau Reflex:
- helpt de spierspanning in de nek en rug op te bouwen, zodat een kind omhoog/vooruit kan
kijken als hij op zijn buik ligt.
- Als het kind omhoog/vooruit kan kijken, dan heeft hij de mogelijkheid om te grijpen naar
voorwerpen die in de buurt liggen
- Helpt het ontwikkelen van het zicht dichtbij en het 3-dimensionale zicht.
Als de Landau niet goed integreert, dan zal de TLR ook minder goed integreren en andersom. Ook de Spinale Galant kan minder goed geïntegreerd worden. Met als gevolg dat de spierspanning in de nek en rug niet goed opgebouwd wordt en het kind in de toekomst moeite kan ervaren met het omhoog houden van zijn hoofd. Ook kan het kind tijdens zwemles moeite hebben met de schoolslag, omdat zijn hoofd en benen niet goed kunnen samenwerken (immers, als het hoofd omhoog komt, komen de benen dat ook). Het kind kan spanning in de kuiten ervaren en een onderuitgezakte houding hebben.
De Landau Reflex speelt logischerwijs een rol in concentratie, omdat jezelf goed kunnen oprichten een van de voorwaarden is om goed te kunnen concentreren. Met deze houding geef je je brein een seintje dat het moet opletten. Andersom (brein geeft seintje, dus je zit rechtop) geldt natuurlijk ook.
Spinal Galant Reflex (SGR)
De Spinal Galant of ook wel ruggengraat Reflex zorgt ervoor dat de heup omhoog gaat aan de kant waar de lage rug of de heupen worden aangeraakt.
Elastiek van ondergoed, een riem, een te strakke boord van een broek, de lakens in bed of de rugleuning van een stoel zijn voldoende om de reflex op te wekken. Veel van deze kinderen hebben een hekel aan strakke kleren, kleren moeten los zitten, vooral rondom hun heupen, een riem dragen is niet fijn. Omdat er vrijwel altijd wel iets aan hun rug en heupen zit, zullen deze kinderen onder invloed van de ongeremde RBR bewegen. Zij kunnen moeilijk stilzitten. Ze zijn voortdurend in de weer, schuiven continu op hun stoel heen en weer of staan telkens op van tafel. Dat gebeurt ook op school, wat ten koste gaat van hun concentratie en aandacht bij de lesstof. Wanneer de RBR wordt opgewekt, wil de blaas ontspannen. Dat kan ertoe leiden dat zindelijk worden moeizaam gaat of dat kinderen blijven bedplassen, soms tot eind lagere school.
Niet geïntegreerd: Een ongeremde Spinal Galant reflex aan één kant van het lichaam kan zorgen voor scheefstanden en scheefgroei (bijv. Ziekte van Bechterew, scoliose) van de ruggengraat en het bekken en kan als gevolg daarvan (lage) rug-, nek- en hoofdpijnklachten veroorzaken. Soms lopen kinderen (en volwassenen) met één heup wat gedraaid, wanneer er een eenzijdig ongeremde SGR aanwezig is. Door de scheefstand van de rug kunnen afvalstoffen in de rug moeilijker worden afgevoerd, waardoor verhardingen of ‘slijtage’ in het bindweefsel of kraakbeen kunnen ontstaan. Ook beknelde zenuwen kunnen het gevolg zijn van scheefstanden in de rug. Bovendien kunnen organen in de knel komen te zitten door de scheefstand van de rug, waardoor zij in hun functie beperkt worden. Hetzelfde geldt voor de balans in de hormoonhuishouding, waardoor allerlei psychische klachten kunnen ontstaan.
Bekkeninstabiliteit heeft vaak te maken met een ongeremde SPG. Overgevoelig darmsyndroom of verzakking van de baarmoeder kunnen te maken hebben met deze reflex.
Uit onderzoeken lijkt er een verband te zijn met de overdracht van geluid. Luister- en taalproblemen lijken te maken kunnen hebben met deze reflex. In de hersenen worden geluid, spiertonus en evenwicht aan elkaar gekoppeld. Geluidtrilling in het binnenoor verspreidt zich waarschijnlijk door de ruggengraat en laat daar bepaalde programmeringen meetrillen. De chemie van het bloed en spierspanning van de rug worden daardoor beïnvloed.
Niet geïntegreerd: Bij een ongeremde SGR in combinatie met een ongeremde Moro reflex zal een kind veel moeite hebben met zijn concentratie, hij kan moeilijk stilzitten en snel afgeleid zijn. Ook zijn gedachten springen vaak van hot naar her, wat leidt tot gebrek aan overzicht of het gevoel non stop te veel aan zijn hoofd te hebben. Dat kan zo heftig zijn dat hij niet meer weet waar te beginnen en nauwelijks nog tot actie komt of ontwijkgedrag vertoont voor bijvoorbeeld huiswerk of andere opgaven.
Kenmerken RBR:
- Scheefgroei/scheefstand van de ruggengraat, Scheef lopen of lopen met één heup wat gedraaid.
- Moeite met het vinden van het zwaartepunt in het bekken, doordat het bekken telkens beweegt onder invloed van de SGR en/of trilling in de ruggengraat door bepaalde geluiden.
- Een hekel hebben aan strakke kleding, vooral bij de heupen en de lage rug
- Moeilijk kunnen stilzitten; voortdurend moeten opstaan, wiebelen, draaien op de stoel, of steeds een arm, hand, been of voet moeten bewegen.
- ’Tics’
- Problemen met luisteren en taal
- ‘Versleten’ rug en/of beknelde zenuwen in de rug
- Verkramping (of juist spierzwakte) van de onderrug, door het vast willen zetten van de voortdurende impuls tot beweging. De andere rug- , nek- en schouderspieren worden daardoor ook in hun beweging gestoord, waardoor allerlei rug – en nekklachten kunnen ontstaan.
- Bekkeninstabiliteit
Concentratieproblemen, gebrek aan overzicht, gedachten die van hot naar her springen, vertonen van ontwijkgedrag of maar niet tot actie kunnen komen